top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverMarissa

Ontslag ingediend

Reizen gaat altijd gepaard met afscheid nemen. Afscheid nemen van mensen die je lief hebt, en van werk waar je je met hart en ziel voor inzet. Maar ook van plekken waar je niet meer gauw zult komen. Zo ben ik stapelgek op de stad Amsterdam en ken ik in bepaalde buurten ieder zijstraatje. Mijn vader zei wel, 'Amsterdam ken ik als mijn broekzak!' Ik zal niet zeggen dat ik de stad zó goed ken, maar ik voel mij daar op een bepaalde manier wel thuis.


De mensen die mij kennen weten dat ik regelmatig een dagboek bijhoud. Laatst schreef ik een stukje over mijn fietsroute naar het werk. Ik zal deze ochtendrituelen nog gaan missen... en uiteraard alle lieve bewoners van de noodopvang.


19-02-2021

Wanneer ik ’s ochtends langs station Zuid richting de Beethovenstraat fiets, staat er iedere ochtend een vrouw met dik, donkerbruin haar en met een verrookte huid bij de slagboom. Ze heeft haar felgele helm op en staat begroetend langs het fietspad. Ze is áltijd vrolijk. Of het nou regent, sneeuwt, vriest of dat de ochtendzon zon zich net boven de hoogbouw van de Zuid-as aandient, ze lacht. Ik heb er serieus over nagedacht eens iets te kopen voor haar. Een kaartje, een bloem, een bonbon, gewoon iets om mijn waardering te uiten. Het verbaast mij hoeveel plezier zij in haar werk kan hebben door enkel te staan wachten op het moment dat zij fietsers kan opdragen te stoppen. Er komt soms een volgeladen vrachtwagen met zand, een hoogwerker of een graafmachine die tegenover de nieuwe rechtbank iets uit de grond moet stampen. Haar nooit aflatende vriendelijkheid is iedere ochtend weer een voorbeeld voor mij. Zij begroet de zakenmannen in pak net zo enthousiast als de bezopen dakloze die een slaapplek zoekt.

Wanneer ik doorfiets langs de bloemenkraam op de Beethovenstraat, kan ik aflezen aan de werkzaamheden die zij verrichten hoe laat ik ben. Staan alle bloemen al buiten of zijn ze nog aan het sorteren? Staan de eerste klanten al klaar om met een verse bos tulpen hun huis op te vrolijken of is de winkel nog donker en gesloten? Als de bloemen buitengezet worden ben ik op tijd, als de eerste klanten er staan te laat en als de winkel gesloten is te vroeg. Als ik te vroeg ben fiets ik met een ommetje naar mijn werk. Ik rij de straat helemaal uit richting het Roelofhartplein en werp een blik op het bankje links op de hoek bij het Leger des Heils. Mijn oude werkplek. Wie zitten er buiten? Zijn het bekende cliënten, nieuwe mannen die daar een onderkomen hebben gevonden of oud-collega’s die nog even genieten van de bruisende stad voor ze naar binnengaan? Als ik doorfiets richting het Museumplein verbaast het mij iedere ochtend weer hoe rustig het daar is door de weeks. Geen toeristen of hangjongeren, enkel wat mensen die met de hond lopen. Soms wordt er wat geskeelerd maar meestal zijn het joggers die de ochtend sportief beginnen. Ik kijk naar het concertgebouw en denk aan alle mooie concerten die ik daar beleefd heb. Op de posters aan de gevel probeer ik gezichten of namen te herkennen van mensen die binnenkort komen performen.

Ik ga via de van Baerlestraat naar de Paulus Potterstraat en sla aan het eind rechts het fietspad op en dan weer links om onder het Rijksmuseum door te fietsen. Iedere keer neem ik mij voor dat ik echt op korte termijn een bezoek moet brengen aan al die prachtige schilderijen die daar tentoongesteld staan. Als er een straatmuzikant onder het museum zit, galmen de klanken onder het gebouw door en via de Stadhouderskade vervolg ik mijn route naar het Marie Heinekenplein om uiteindelijk via de Quellijnstraat uit te komen bij de Franshalsstraat. Op de hoek bevindt zich de noodopvang. Het voelt onderhand als mijn tweede thuis. Het hele pand ken ik van boven tot onder, elke kamer, elk opberghok. Ik weet precies welke traptreden zijn doorgezakt, welke kraken en welke deuren klemmen of openvallen en waar de meeste muizenkeutels liggen. Het pand leeft en je voelt de historie. Nonnen zijn daar de opvang begonnen en al vele dak- en thuislozen gezinnen hebben daar een onderkomen gehad. Zodra ik binnenkom met mijn collega horen we dat het lift knopje wordt ingedrukt. Rennend en kierend van plezier komt er een kind ons kantoor ingestormd en mijn collega verzint weer een leuk spel of andere bezigheid. We stimuleren, luisteren en de deur is altijd open. Iedereen weet dat ze welkom zijn en dat voelt huiselijk.



1 opmerking
Post: Blog2_Post
bottom of page